top of page

IMF ziet ongelijkheid wél

IMF ziet ongelijkheid wél

 

30 juni 2025

 

Een dag na het verschijnen van het Economisch Bulletin lees ik over het IMF-rapport van juni. Beide rapporten schetsen een voorzichtig positief beeld van de economie van Curaçao. Groei, hogere reserves, dalende schuldquote. Maar de echt interessante verschillen zitten in de nuances.

 

Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) benoemt structurele risico’s zoals inkomensongelijkheid, armoede, en de noodzaak van sociale hervormingen. Zo stelt het IMF letterlijk dat “Curaçao must address income inequality and invest in social protection systems to ensure that growth benefits all layers of society.” Die zin lees je niet in het Bulletin van de Centrale Bank. Die focust op cijfers, ratio’s, en externe risico’s, zoals rente, geopolitiek en de importdekking.

 

En dat is niet per ongeluk. Het verschil zit in hun rol en mandaat:

  • De Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten is een technische instelling met als kerntaak prijsstabiliteit, toezicht op het financiële systeem, en macro-economische prognoses. De toon is voorzichtig en institutioneel.

  • Het IMF is een internationale organisatie die landen begeleidt bij structurele hervormingen, schuldbeheer en inclusieve groei. Hun analyses gaan verder dan cijfers en omvatten sociale en politieke kwesties zoals ongelijkheid, sociale zekerheid, vergrijzing en de effectiviteit van overheidsbeleid.

 

Wat mij echter nog meer opvalt, is de manier waarop in de media wordt omgegaan met het begrip mono-economie. De Centrale Bank ontkent dat Curaçao een mono-economie heeft, maar geeft tegelijkertijd toe dat toerisme de belangrijkste economische motor is. Als voorbeeld van andere sectoren wordt de bouw genoemd. Maar laat die bouw nu juist grotendeels afhankelijk zijn van… toerisme! Denk aan hotels, resorts en toeristische woningen.

Ook sectoren zoals transport, horeca en communicatie floreren bij toerisme. Dus als burgers, analisten of Statenleden spreken van een mono-economie, dan bedoelen ze niet dat er letterlijk maar één sector is — ze bedoelen dat de rest afhankelijk is van toerisme.

Dat maakt ons kwetsbaar. Niet alleen voor stormen, oorlogen of geopolitieke schokken, maar ook voor economische uitsluiting. Dertig procent leeft onder de armoedegrens. Tienduizenden mensen (80%)— de zogenaamde working poor — moeten rondkomen met minder dan 3.000 gulden per maand. Terwijl de toerismesector groeit, stijgt de ongelijkheid. Een economie die groeit maar niet verdeelt, ondermijnt haar eigen draagvlak.

Het debat zou dus niet moeten gaan over semantiek, maar over strategie. Hoe bouwen we aan échte economische diversificatie? Hoe versterken we andere sectoren zónder dat ze afhankelijk zijn van toerisme? En hoe zorgen we ervoor dat groei ook leidt tot rechtvaardigheid?

Misschien moeten we gewoon soms ook luisteren naar het IMF.


Miguel Goede

Comments


© Miguel Goede, 2024
bottom of page